Basisinzichten

Het belang van de motorische ontwikkeling

sla link op in klembord

Kopieer

Iedereen kent de uitdrukking ‘al doende leert men’.
Kinderen en jongeren ontwikkelen hun spieren, zintuigen en motoriek terwijl ze bewegen en spelen, ieder op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo.
Meestal verloopt deze ontwikkeling spontaan en volgens een gelijkaardig patroon.

Motoriek wordt gezien als een belangrijk onderdeel van de algemene ontwikkeling en heeft invloed op andere ontwikkelingsdomeinen zoals het psychisch en sociaal functioneren (een positief zelfbeeld), de sensorische ontwikkeling (zien, horen, ruiken, voelen), alsook de cognitieve ontwikkeling (het leren en studeren, werkhouding en gedrag).

Het is goed dat de school een doordachte visie heeft en een effectief beleid voert om de motorische ontwikkeling van alle leerlingen te stimuleren. Dat doet zij niet alleen tijdens de lessen bewegingsopvoedingen, bewegingsexpressie maar doorheen alle activiteiten in de school.

Aandacht voor de ontwikkeling van de grove motoriek enerzijds en voor de fijne motoriek anderzijds is steeds aangewezen. Dat laatste is enorm van belang bij het leren schrijven.
We zien dan ook graag dat de school zorgt voor een gevarieerd aanbod van bewegingsactiviteiten en ervoor zorgt dat alle leerlingen hieraan kunnen participeren.

Dat heeft zeker zijn nut:

  • Bij heel wat leerlingen heeft een korte fysieke activiteit (een bewegingstussendoortje of een gerichte motorische activiteit die is geïntegreerd in het leerproces ...) een positief effect op de concentratie, motivatie en het gedrag.
  • Fysieke activiteiten zijn vaak erg effectief bij het trainen van executieve functies en schoolprestaties.
  • Aandacht voor een goede ergonomie en een goede zithouding is voor iedere leerling van belang.

Afwijkingen in het motorisch functioneren

sla link op in klembord

Kopieer

Leerkrachten hebben een idee over wat een normale motorische ontwikkeling inhoudt en zijn zich ervan bewust dat de motorische ontwikkeling van leerling tot leerling verschilt.
Er zijn leerlingen bij wie de motoriek (duidelijk) minder vlot en spontaan, trager of anders ontwikkelt.

Motorische problemen kunnen verschillende onderliggende oorzaken hebben en van diverse aard zijn. Zij hebben betrekking op de kwaliteit en de stijl van bewegen, de kwantiteit van de bewegingsprestaties, de planning en organisatie van het bewegingsgedrag. (Prodia - protocol motoriek)

Wanneer bewegingen niet (steeds) worden uitgevoerd zoals men algemeen verwacht of wenst, kan dit een gevolg zijn van:

- een vertraagde of afwijkende motorische ontwikkeling en/of vermoeden van een motorische ontwikkelingsstoornis.

sla link op in klembord

Kopieer

De ontwikkeling van de motoriek loopt vertraagd als er op één of meerdere psychomotorische ontwikkelingsaspecten minimum zes maanden achterstand is ten opzichte van leeftijdsgenoten.

- een coördinatie ontwikkelingsstoornis (Developmental Coördination Disorder of DCD)

sla link op in klembord

Kopieer

Als een leerling op verschillende (psycho-)motorische ontwikkelingsaspecten een achterstand heeft ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten en noch spontaan noch via remediëring positief evolueert, dan kan er sprake zijn van DCD.

  • Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden en moeite met het coördineren van bewegingen. Ze kunnen als onhandig of houterig overkomen, hebben hardnekkige moeilijkheden met (fijne en grove) motorische vaardigheden en ondervinden hiervan hinder in het dagelijkse leven.  Een motorische handeling wordt moeizaam geleerd en het geleerde wordt vaak geen automatisme.
  • We zien mogelijk:
    • moeizaam en onleesbaar geschrift;
    • problemen met tekenen, knutselen, puzzelen, kralen rijgen …;
    • onhandigheden bij het eten, kleden, veters strikken …;
    • moeite bij turnen, balspelen, fietsen, skaten, zwemmen …;
    • moeite met evenwicht, reactievermogen …;
    • moeite met aandacht en concentratie (verhoogde afleidbaarheid);
    • de weg vinden, begrippen links, rechts, voor, na, boven, onder … zijn moeilijk;
    • kloklezen is moeilijk;
    • moeilijkheden bij visueel ruimtelijke vaardigheden (moeite met constructies, driedimensionale voorstellingen zijn moeilijk te begrijpen …);
    • zwak gevoel voor ordenen in de tijd, structuur …;
    • soms problemen bij articulatie ….
  • Er zijn geen andere afwijkingen die de problemen in coördinatie zouden kunnen verklaren, zoals een verstandelijke beperking, een spierziekte, een neurologische aandoening of problemen met het zien.
  • De oorzaak van DCD is nog niet helemaal doorgrond. Vermoedelijk gaat het om een samengaan van zowel genetische als omgevingsfactoren.
  • Met DCD word je geboren. Vaak zijn er meerdere mensen met de kenmerken van DCD in de familie. DCD komt voor bij ongeveer 5 à 6% van de schoolgaande kinderen.
  • DCD verdwijnt niet. De coördinatieproblemen kunnen vaak gecompenseerd of omzeild worden.

- een gekend/vastgesteld lichamelijk probleem

sla link op in klembord

Kopieer

  • lichamelijke aandoeningen of letsels (orthopedische afwijkingen, reuma, spieraandoeningen …);
  • neurologische aandoeningen (letsel in het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) - al dan niet aangeboren en dit kan ten gevolge van een ziekte, een ongeval …)
     

Een motorische beperking?

sla link op in klembord

Kopieer

We bewegen met onze spieren. Deze krijgen een signaal van onze zenuwen, die op hun beurt opdracht gekregen hebben vanuit hersenen.

  • Als je spieren, je zenuwen of het deel van de hersenen dat beweging regelt beschadigd zijn, dan kunnen er motorische beperkingen ontstaan.
  • Ook lichamelijke afwijkingen (bv. ter hoogte van de bovenste en/of de onderste ledematen, romp, nek, gezicht … als bv. geboren worden met een misvormde hand, dwerggroei …  kunnen zorgen voor motorische problemen.

Het is van belang dat leerlingen met een motorische problematiek op een passende manier geholpen en ondersteund worden om zo een eigen ontwikkeling te kunnen doorlopen en eigen persoonlijke kwaliteiten en comfort te ontdekken.

Kennis hebben over achterliggende (vaak medische) oorzaken en onderliggende problemen die de motoriek verstoren kan zinvol zijn om effectievere en passende maatregelen te nemen die de motorische ontwikkeling stimuleren.

Omschrijving van de doelgroep

sla link op in klembord

Kopieer

In de onderwijsreglementering wordt de doelgroep type 4 als volgt omschreven:

sla link op in klembord

Kopieer

Leerlingen met een motorische beperking, d.w.z. leerlingen met een uitval in:
a) de functies van gewrichten en beenderen;
b) de spierfuncties, meer bepaald de spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige uitval van: een van de of beide bovenste of onderste ledematen; de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden; de romp; overige;
c) de bewegingsfuncties;
d) een door medische diagnostiek geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweging gerelateerd functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten.

In onze scholen voor buitengewoon onderwijs onder het type 4 en in de (gespecialiseerde) leersteunteams spreken we over ‘leerlingen met een lichamelijke (neuro-) motorische beperking’.

sla link op in klembord

Kopieer

Het gaat over leerlingen bij wie, op basis van specifieke medische diagnostiek één of meer aandoeningen zijn vastgesteld.

Deze zijn verschillend van aard:

  • neurologische aandoeningen (een hersenletsel - een letsel ter hoogte van het ruggenmerg - al dan niet aangeboren): voorbeelden zijn: multiple sclerose, spastische paraparese, cerebrale parese, hemiplegie …
  • een spieraandoening (uitval van de spierfuncties, spierkracht, spierdystrofie, spasticiteit …)
  • andere lichamelijke aandoeningen (reuma, dwerggroei, spina bifida, amputatie ...)

en kunnen verschillende motorische beperkingen veroorzaken:

  • Lichamelijke beperkingen (scoliose, beschadiging van gewrichten …)
  • beperkingen in de bewegingsvaardigheid (bij organisatie van houding, (voort)beweging, evenwicht, het uitvoeren van handelingen met de armen, met de benen, de romp …)
  • beperkingen bij cognitieve, communicatieve, sensomotorische en/of gedragsmatige en emotionele processen. 

De beperkingen kunnen zich op verschillende manieren en in verschillende gradaties uiten en zijn van velerlei aard. Ze hebben betrekking op:

De beperkingen kunnen zich op verschillende manieren en in verschillende gradaties uiten en zijn van velerlei aard. Ze hebben betrekking op:

  • de kwaliteit en stijl van bewegen, (waardoor een leerling niet (steeds) in staat is een werkstukje netjes en goed afgewerkt af te leveren, om alles goed te organiseren, om gecombineerde opdrachten uit te voeren …);
  • de houding, (leerlingen hebben een extra steun nodig, leunen vaak tegen de muur of tegen de rand van een tafel om evenwicht te bewaren of pijn te compenseren …)
  • minder kansen tot bewegen,
    • bv mogelijkheden om zich in de ruimte te begeven en de ruimte te verkennen, lichamelijk exploreren …)
  • de planning en organisatie van het bewegingsgedrag.
    • Activiteiten (minder schrijven, boekentas klaarmaken, verplaatsingen …) vragen meer tijd. Soms moeten gerichte keuzes gemaakt worden.
    • Ongecontroleerde bewegingen …
    • Kracht …

De lichamelijke beperkingen kunnen zich uiten op verschillende plaatsen in het lichaam. 
vb. ter hoogte van de ledematen, romp, hoofd, spraak, het centrale zenuwstelsel, het evenwichtscentrum … 

Een lichamelijke beperking heeft niet voor iedere persoon en in elke levensfase dezelfde impact. 

Bij bepaalde personen zijn motorische beperkingen goed zichtbaar (bv. omdat hij een rolstoelgebruiker is …), bij sommige leerlingen zijn de motorische beperkingen minder opvallend. (Zoals reuma, spierpijnen, gewrichtspijn …)

×
Kijkt als...
Niveau
Regio